Ouder werk

Klik op een afbeelding om een album te openen met een overzicht in miniaturen; vervolgens kun je een miniatuur aanklikken voor vergrote weergave en zo werk voor werk door het album bladeren. Alle werken zijn te koop, behalve de reliëfs met draadlijnen. Wil je contact opnemen n.a.v. een bepaald werk vermeldt dan in ieder geval nummer of de titel van het werk en het album waarin het werk voorkomt.

(selectie)

Het onderwerp is kleur, met inbegrip van wit, grijs en zwart. Beoogd wordt “de binnenkant van de kleur” weer te geven.

Er is steeds gekozen voor een eenvoudige compositie in een liggende rechthoekige vorm. In de werken is sprake van de concentratie van een bepaalde kleur rond de horizontale middellijn. Deze kleur breidt zich naar boven en beneden toe uit, terwijl haar helderheid afneemt. Een tweede kleur bevindt zich aan boven- en onderzijde van het vlak en van deze kleur neemt de helderheid af in de richting van de middellijn. Hierdoor gaan beide kleuren ergens geleidelijk in elkaar over. Niet alleen op deze manier bestaat er een wisselwerking tussen de kleuren, maar ook doordat ze vaak transparant over elkaar heen zijn geschilderd. In sommige werken spelen drie of vier kleuren een rol.

Hoewel het uitgangspunt van alle werken identiek is, zijn de verschillen in resultaat verrassend groot. Dit wordt niet alleen teweeggebracht door de aard en helderheid van de kleuren, maar ook door de mate van doorwerktheid en het schilderhandschrift.

(Uit toelichting solotentoonstelling Galerie De Opstap, Winsum 1994).

Techniek: acrylverf op aquarelpapier. Formaat: 48 x 68 cm (inclusief passe-partout 80 x 100 cm).

(selectie)

De eerste reeks werken (1980 - 1983) van dit thema heeft de fusie van twee kleuren tot onderwerp, waarbij de ene kleur zich vanuit een horizontale middellijn uitbreidt naar boven en naar beneden, terwijl de andere vanaf die zijden begint. Beide kleuren waren het meest helder waar zij begonnen en werden zwakker naarmate zij elkaar naderen. Aanvankelijk hadden de werken sterke landschappelijke associaties ten gevolge van de gebruikte kleuren en de wolk- en golfachtige structuren. Deze associatie, hoewel niet principieel bezwaarlijk, beperkte mijn mogelijkheden. Deze werken zijn niet afgebeeld.

Het vervangen van de wolk- en golfstructuren door een dichtere, egalere structuur opende de weg om iedere kleur te laten samensmelten met ieder andere kleur. Deze werken zijn wel afgebeeld.

In 1983 ben ik de relatie gaan onderzoeken tussen een vierkant en een haar omgrenzende smallere rand, waarvan de breedte bepaald is met behulp van de Gulden Snede-verhouding. In deze werken gaat het dus niet om een fusie van kleuren, maar om een ontmoeting van kleuren, waardoor de aard van het grensgebied – uiteraard naast de kleurstelling – in de beeldorganisatie een sleutelprobleem vormt.

(Deels ontleend aan de toelichting solotentoonstelling in Museum ’t Coopmanshûs, Franeker 1984).

Techniek: aquarelverf op papier. Formaat: 45 x 45 cm.

(selectie)

De eerste reeks werken (1980 - 1983) van dit thema heeft de fusie van twee kleuren tot onderwerp, waarbij de ene kleur zich vanuit een horizontale middellijn uitbreidt naar boven en naar beneden, terwijl de andere vanaf die zijden begint. Beide kleuren waren het meest helder waar zij begonnen en werden zwakker naarmate zij elkaar naderen. Aanvankelijk hadden de werken sterke landschappelijke associaties ten gevolge van de gebruikte kleuren en de wolk- en golfachtige structuren. Deze associatie, hoewel niet principieel bezwaarlijk, beperkte mijn mogelijkheden. Deze werken zijn niet afgebeeld.

Het vervangen van de wolk- en golfstructuren door een dichtere, egalere structuur opende de weg om iedere kleur te laten samensmelten met ieder andere kleur. Deze werken zijn wel afgebeeld.

In 1983 ben ik de relatie gaan onderzoeken tussen een vierkant en een haar omgrenzende smallere rand, waarvan de breedte bepaald is met behulp van de Gulden Snede-verhouding. In deze werken gaat het dus niet om een fusie van kleuren, maar om een ontmoeting van kleuren, waardoor de aard van het grensgebied – uiteraard naast de kleurstelling – in de beeldorganisatie een sleutelprobleem vormt.

(Deels ontleend aan de toelichting solotentoonstelling in Museum ’t Coopmanshûs, Franeker 1984).

Techniek: aquarelverf op papier. Formaat: 45 x 45 cm.

(selectie)

In dit thema zijn drie varianten te onderscheiden, nl. werken waarin:

een relatie bestaat tussen beeldtekens van dezelfde soort (bijvoorbeeld vierkanten); een relatie bestaat tussen beeldtekens van verschillende soort (bijv. vierkant en kruis); één beeldteken voorkomt (bijv. kruis).

De betrekking tussen licht en donker speelt steeds een belangrijke rol en wel als tegenstelling of overgang. Wat dat laatste betreft sluiten deze werken aan bij de karbontekeningen.

De tekeningen zijn gespoten met matzwarte verf. Daarbij werd het papier een of meer keren gedeeltelijk met een mal afgedekt. In dit opzicht bestaat er een relatie met de zonlichttekeningen.

(Uit: toelichting solotentoonstelling in De Baten te Nieuwegein, september 1979).

Formaat werken: 45 x 45 cm; T no. 8 30,5 x 61 cm.

(selectie)

Thema J: afbeelding J no. 14.
Dit werk bestaat uit een reeks van vijf vierkanten, waarvan de horizontale lijnen van links naar rechts lichter worden en de verticale lijnen in dezelfde richting donkerder worden.
De plaats van de lijnen is afgeleid van de omtrekmaat van het papier.

Werkwijze: ik leg twee vellen tekenpapier op elkaar met een vel carbonpapier ertussen. Na de eerste twee verticale en horizontale lijnen getekend te hebben, leg ik voor de volgende fase tussen het carbonpapier en het bovenste vel een stuk tekenpapier. In elk van de drie fasen daarna wordt die toevoeging herhaald. Daardoor worden de lijnen in iedere opvolgende fase lichter en iets breder.

Thema O: afbeeldingen O no. 13 en O no. 14.
O no. 13: de lengte van de lijn neemt toe, terwijl de helderheid afneemt. Bovendien verschuift de lijn steeds verder naar links.
O no. 14: de helderheid van de lijn neemt af, terwijl de richting verandert. Bovendien verschuift de lijn steeds verder naar links.

Plaatsbepaling lijnen en werkwijze analoog aan thema J.

Thema P: afbeeldingen P no. 3, P no. 4, P no. 5, P no.6 en P no. 7.

Bij het maken van de reeds beschreven carbontekeningen (thema J en O) trad een verschijnsel aan het licht, dat ik in dit thema heb uitgewerkt. Het bleek namelijk dat de werkwijze tot gevolg had, dat de breedte van de lijn toenam, naarmate zij lichter werd.

Iedere tekening bestaat uit 5 fasen, waarbij in de laatste fase een versmelting van lijnen optreedt. Deze versmelting vindt plaats, doordat lijnen, die in de eerste fase dicht bij elkaar stonden, elkaar in de laatste fase raken.

Voorbeeld P no. 3: de overgang van twee vierkanten naar één vierkant. Eerste fase: een vierkant met een iets kleiner vierkant erbinnen. Laatste fase: de lijnen van beide vierkanten raken elkaar en worden tot de lijnen van één vierkant.

Plaatsbepaling lijnen en werkwijze analoog aan thema J.

(Deels ontleend aan toelichting solo-expositie bij Galerie Magazijn, Groningen 1977)

(selectie)

De gedachte, die aan deze werken ten grondslag ligt, is het omzetten van een negatief verschijnsel (dat is het vergelen van papier) in een positief resultaat. Aanvankelijk was de werkwijze als volgt: ik nam een vel tekenpapier een legde daarop een ander vel , waaruit een of meer geometrische vormen gesneden waren. Door de inwerking van zonlicht gedurende twee zomers ontstonden er in het onderste vel vormen met duidelijk afgetekende begrenzingen.

Vanaf 1978 heb ik een klein aantal zonlichttekeningen gemaakt, waarbij de mal in het geheel niet of gedeeltelijk op het papier rustte, zodat ook diffuse begrenzingen konden ontstaan. De kleurvormen gaan dan vaak onzichtbaar over in hun omgeving en wat dat betreft zijn deze werken te beschouwen als voorlopers van die aquarellen (deel van thema X), waarbij de overgang van de ene kleur in de andere ook geruisloos plaatsvindt.

(Uit toelichting solotentoonstelling in Museum ’t Coopmanshûs, Franeker 1984).

Formaat: 45 x 45 cm; H no. 27: 43 x 43 cm.

(selectie)

Het begrip lijn kan onder meer geconcretiseerd worden door middel van een draad. In de tot dit thema behorende werken wordt de materiële hoedanigheid van zo’n lijn gerelativeerd. De relativering bestaat hierin, dat binnen een bepaalde context één en dezelfde lijn op twee wijzen verschijnt, nl. tegen een vlak en in de ruimte.

De werken bestaan uit twee, drie of vier gelijkvormige panelen, die zijn opgehangen met een tussenruimte, welke in een wetmatige betrekking staat tot de omtrekmaat van die panelen. Over panelen + tussenruimte(n) zijn zwarte draden gespannen, die een verdeling van panelen en tussenruimte(n) teweegbrengen, die eveneens is afgeleid van voornoemde omtrekmaat. In twee werken verdwijnen de draden in de panelen.

(Uit toelichting solotentoonstelling bij Galerie Magazijn, Groningen oktober 1977).

Techniek: met witte acrylverf beschilderd geplastificeerd spaanplaat + zwart ijzergaren.